Landbouwproducten kennen typisch een inelastische vraag. Bijgevolg zal bij een overaanbod de prijs al heel sterk moeten dalen om de vraag te doen toenemen. Maar evenzeer zal bij een tekort de prijs heel sterk stijgen omdat de vraag amper daalt. Dit economische principe maakt dat de voederprijzen sterk gestegen zijn (en nog steeds stijgen), want de wereldwijde productie van mais en soja (en in mindere mate tarwe) is ontoereikend voor de wereldwijde vraag. Hetzelfde principe zorgt nu ook voor een flinke opwaartse correctie op de varkensmarkt.
Het gecombineerde effect van voerkost en opbrengst zit vervat in de Opbrengst-Voerkost-Ratio (OVR). En dan zien we dat voor bedrijven die vleesvarkens verkopen de OVR stabiliseert op zijn laagterecord. Dus dat de stijging van de varkensprijs volledig wordt teniet gedaan door de stijging van de voerkost. De OVR-GESLOTEN BEDRIJF zakte zelfs nog lichtjes tot 1,04.
Ook voor mesters blijft de situatie ongezien. De OVR-VLEESVARKENSBEDRIJF zakte nog 3 punten tot 1,35 en het “voer-verlies” nam toe tot maar liefst -6,4 euro per afgeleverd varken. Enkel de open zeugenbedrijven zagen hun OVR lichtjes corrigeren onder invloed van een aantrekkende biggenprijs. Maar met een OVR-ZEUGENBEDRIJF van 1,46 kunnen ook zij niet gelukkig zijn.
Het goede nieuws is dat we het dieptepunt bereikt hebben. Althans voor wat betreft de OVR. Op gebied van het saldo is het voor mesters nog afwachten of de stijging van de varkensprijs gelijke tred houdt met de stijging van de biggenprijs.
Klik hier voor de cijfers van de Conjunctuurbarometer februari 2021
Bron: naar Bart Teuwen in Varkensbedrijf editie België maart 2021