Op de bedrijven die een beroep doen op Veepeiler Varken brengt de Veepeiler-dierenarts alles in kaart. Het doel: samen met de veehouder en de dierenarts de mogelijke oorzaken van de gezondheidsproblemen opsporen en een plan van aanpak opstellen. Het is niet altijd even gemakkelijk om de oorzaken te vinden, en bovendien zijn die vaak multifactorieel, wat ook de aanpak bemoeilijkt.
Onverklaarbare sterfte
Dit ondervond ook Caroline Bonckaert, varkensdierenarts bij DGZ, op een van de bedrijven die een beroep deed op Veepeiler Varken omwille van een te hoog sterftepercentage bij de vleesvarkens. Caroline werd opgebeld door een bedrijfsdierenarts die bezorgd was over de situatie bij één van zijn klanten. Het vermeerderingsbedrijf met 240 zeugen had al enkele jaren te kampen met een te hoog sterftepercentage in de afmestperiode. De laatste maanden was er echter iets veranderd: de sterfte liep op tot 2 tot 3 vleesvarkens per hok en vond telkens plaats in de laatste 2 weken voor de afvoer naar het slachthuis.
En dat ondanks alle acties die de dierenarts al samen met de veehouder had ondernomen. Het vaccinatieschema stond op punt en het spenen verliep vlot; de gezondheid van de biggen in de biggenafdeling en de vleesvarkens in het begin van de afmestperiode was ook goed en infecties werden aangepakt en onder controle gehouden.
Aangezien het bedrijf ook biggen verkocht, contacteerden ze de verschillende afnemers naar aanleiding van de plotse sterfte. Geen enkele van hen had problemen met de aangekochte biggen: er was geen abnormale sterfte op deze bedrijven, ook niet naar het einde van de afmestperiode toe. Dit gaf aan dat het hoogstwaarschijnlijk niet om een infectieuze aandoening ging die de dieren meekregen vanuit de biggenafdelingen. Er moest eerder gedacht worden aan factoren die een invloed kunnen hebben op de varkens op het moment dat ze in de laatste fase van de afmestperiode zitten. Om de situatie van dichtbij te kunnen bekijken, plande Caroline een bedrijfsbezoek in.
Bezettingsdichtheid is cruciaal
Tijdens haar bezoek kwam Caroline samen met de veehouder en dierenarts tot een aantal actiepunten. Eerst en vooral was het belangrijk om met grotere zekerheid een eventuele infectieuze oorzaak uit te kunnen sluiten. Caroline sprak af met de veehouder om enkele acuut gestorven dieren te laten ophalen voor autopsie bij DGZ. Zo kon Veepeiler Varken zowel onderzoeken uitvoeren naar verschillende ziekteverwekkers die de sterfte bij de vleesvarkens zouden kunnen veroorzaken als op zoek gaan naar eventuele andere aandoeningen die meer inzicht zouden kunnen geven. De zes kadavers die onderzocht werden bevestigden alleen maar het eerdere vermoeden: er werd geen eenduidige oorzaak gevonden en een eventuele infectieuze oorzaak bleek steeds onwaarschijnlijker.
Ten tweede ontdekte Caroline toch enkele aandachtspunten ondanks het uitstekend management. Zo was bijvoorbeeld de waterkwaliteit niet optimaal. De veehouder besliste om de leidingen te reinigen en te ontsmetten, waardoor de waterkwaliteit heel wat beter werd.
Ook de bezettingsdichtheid bij de zware vleesvarkens werd berekend door de hokken op te meten en het aantal varkens te tellen. De bezettingsdichtheid speelt namelijk een belangrijke rol in de gezondheid van de dieren. Een te hoge bezettingsdichtheid zorgt enerzijds voor stress wat een nadelige invloed heeft op de afweer van de dieren en anderzijds voor een hogere infectiedruk en snellere spreiding van ziektekiemen. Het is een absoluut minimum om je te houden aan de wettelijke normen voor de bezettingsdichtheid bij varkens. Onderzoek toonde aan dat de optimale oppervlakte dat een dier nodig heeft ongeveer 24 procent hoger ligt dan wat wettelijk bepaald is. Op dit bedrijf was 0,67 m2 per varken voorzien. Dit voldoet aan de wettelijke normen voor vleesvarkens tot 110 kg maar ligt onder de optimale oppervlakte. Bovendien werden de dieren aangehouden tot ze meer dan 110 kg wogen, en vanaf dit gewicht stijgt de nodige oppervlakte per dier. Wat vaak over het hoofd wordt gezien, is dat ook de voederbak(ken) ruimte innemen. Dat was ook hier het geval waardoor er eigenlijk maar 0,60m² per dier beschikbaar was. Hierdoor was er helemaal op het einde van de afmestperiode, net de periode waarin de problemen zich voordeden, tijdelijk toch sprake van overbezetting. Het advies was dus: minder dieren houden op de beschikbare oppervlakte. Iets wat praktisch niet altijd eenvoudig te realiseren valt.
Gezien de ernst van de problematiek besliste de veehouder om in de vleesvarkensafdeling toch één varken minder op te zetten per hok. Dit deed hij door meer dieren te verkopen. Zo steeg de bezetting per dier naar de 0,67 m2 die voorzien was. En dit leverde een spectaculair resultaat op. Van zodra er minder varkens per hok werden gehuisvest, kwam er een eind aan de sterfte bij de zware vleesvarkens.
Meer varkens houden staat dus niet altijd gelijk aan meer opbrengsten. Integendeel zelfs. Als het de gezondheid van de dieren ten goede komt, kan het verminderen van het aantal dieren net een voordeel opleveren, bewijst het verhaal van dit bedrijf. Eén varken meer per hok weegt absoluut niet op tegen de sterfte van 2 tot 3 varkens in de laatste twee weken van de afmestperiode.
Bron: naar DGZ – 29 juni 2021