Geboortediarree blijft een belangrijke oorzaak van sterfte in het kraamhok en wordt veroorzaakt door een samenspel van factoren, waaronder de aanwezigheid van bacteriële en/of virale ziekteverwekkers en verschillende management- en omgevingsfactoren. Veel van de ziekteverwekkers die diarree veroorzaken bij pasgeboren biggen, zijn normale darmbewoners die onder bepaalde omstandigheden toch ziekte kunnen veroorzaken.
In dit artikel worden enkele belangrijke omgevings- en managementfactoren besproken die het risico op geboortediarree verhogen.
Klimaat
Biggen worden geboren met beperkte energiereserves en zijn nat bij de geboorte, waardoor het risico op onderkoeling erg groot is. Strooi de biggennesten in met een drogend poeder en leg de biggen onder de warmtelamp zodat ze zo min mogelijk energie en lichaamswarmte verliezen. Gebruik eventueel een werpmat om te voorkomen dat de biggen op de koude roosters achter de zeug te veel afkoelen. Vermijd tocht en zorg ervoor dat het biggennest voldoende warm (32-35°C) is. Hierdoor blijven de biggen energieker en zoeken ze sneller de uier op om biest te drinken.
Het klimaat van het biggennest kan beoordeeld worden door het liggedrag van de biggen te observeren. Biggen die op bovenop elkaar liggen hebben het te koud, biggen die over het hok verspreid liggen hebben het te warm. Als het te warm is onder de warmtelamp, dan zullen de biggen in een cirkel rond de lamp liggen en dit vergroot de kans op doodliggen.
Hygiëne
Pasgeboren biggen hebben nog geen functionele darmflora. Hierdoor zijn ze tijdens de eerste levensdagen zeer gevoelig voor kolonisatie met potentieel ziekteverwekkende kiemen. Dit risico is het grootst wanneer biggen geboren worden in een omgeving waar veel kiemen aanwezig zijn.
Daarom is het van belang om maatregelen te treffen die ervoor zorgen dat biggen ter wereld komen in een propere omgeving. Denk daarbij aan het wassen en behandelen van zeugen tegen parasieten vooraleer ze overgebracht worden naar de kraamstal; grondig gereinigde, ontsmette en droge kraamstallen; mest wegscheppen achter de zeug.
Biest
Antistoffen in biest beschermen biggen tegen de schadelijke effecten van ziekteverwekkende bacteriën en virussen. Biggen die geen of onvoldoende biest krijgen en biggen die biest met onvoldoende afweerstoffen krijgen, zijn onvoldoende beschermd en zullen sneller diarree ontwikkelen. Daarnaast is biest ook een belangrijke energiebron voor pasgeboren biggen.
Zowel zeug gerelateerde (hoeveelheid beschikbare biest en kwaliteit) als big gerelateerde factoren (opname van de biest) zijn hierbij van belang.
De biestproductie van zeugen is variabel en wordt mede bepaald door de conditie van de zeug, voedersamenstelling en voederschema’s, het verloop van het werpproces en de gezondheidsstatus van de zeug.
Biggen moeten zo snel mogelijk na de geboorte biest opnemen. De eerste 6 uur na de geboorte zijn cruciaal en na 12 tot 24 uur sluit de darmbarrière, waardoor de antistoffen niet meer worden geabsorbeerd. Het is ook belangrijk ervoor te zorgen dat álle biggen voldoende biest (min. 250 gram*) opnemen, ook de laatstgeboren en kleine biggen. Toezicht bij het werpen en ingrijpen waar nodig, om biggen aan de uier te leggen, split suckling toe te passen bij grote tomen, zeugen te behandelen bij gezondheidsproblemen, … helpen hierbij.
De kwaliteit van de biest en bijgevolg ook de gevoeligheid van biggen voor neonatale diarree wordt sterk beïnvloed door de pariteit en de vaccinatiestatus van de zeug. Tomen van jonge zeugen zijn meer vatbaar voor geboortediarree. Dit komt omdat de biest van jongere zeugen meestal minder antilistoffen bevat, omdat ze zelf nog minder zijn blootgesteld aan bepaalde ziekteverwekkers en nog minder vaak gevaccineerd zijn. Zeugenvaccinatie is effectief bij de preventie van geboortediarree veroorzaakt door bijvoorbeeld Escherichia coli (E. coli) en Clostridium perfringens. Zeugen worden het best gevaccineerd in de laatste weken van de dracht om de overdracht van beschermende antilichamen van de zeug naar de big via de biest te verbeteren.
Conclusie
Veel van de ziekteverwekkers die diarree bij pasgeboren biggen veroorzaken, zijn normale darmbewoners en veroorzaken weinig of geen ziekte wanneer het management en de omgevingsomstandigheden optimaal zijn. Echter, wanneer de afweermechanismen worden aangetast, kunnen bacteriële en/of virale ziekteverwekkers hiervan profiteren en toch ziekte veroorzaken. Er zijn verschillende stressgerelateerde factoren die ervoor zorgen dat pasgeboren biggen meer vatbaar zijn voor diarree. Deze omvatten een slechte hygiëne in de kraamstal, afkoeling of een slecht stalklimaat, stress, onvoldoende opname van biest en/of opname van biest waarin te weinig afweerstoffen aanwezig zijn.
Bron
* Quesnel et al. (2012). Colostrum intake: influence on piglet performance and factors of variation. Livest. Sci. 146: 105-114.