Big met diarree veroorzaakt door enterotoxigene E. coli
Escherichia coli (E. coli) blijft een belangrijke oorzaak van diarree bij pasgeboren biggen. E. coli maakt deel uit van de normale darmflora van varkens, maar binnen deze groep van bacteriën zijn er varianten die zich met behulp van fimbriae kunnen vasthechten aan de dunne darm. Na aanhechting worden gifstoffen (enterotoxines) geproduceerd. Deze enterotoxigene Escherichia coli (ETEC) bacteriën veroorzaken diarree.
Symptomen
E. coli geboortediarree wordt gekenmerkt door een overvloedige waterige diarree, die al vanaf enkele uren na de geboorte en meestal binnen de eerste 4 levensdagen optreedt. De diarree leidt tot uitdroging en uitmergeling. In de stal ziet men een beeld van rillende, onderkoelde biggen die nat en plakkerig zijn en op elkaar kruipen. Door de aanhoudende diarree kan de zone rond de anus rood en ontstoken zijn.
Hoe ontwikkelt de ziekte?
Enterotoxigene E. coli (ETEC) bacteriën worden opgenomen vanuit de omgeving. In de dunne darm hechten de bacteriën zich met de fimbriae vast aan specifieke receptoren op de darmcellen (enterocyten). Na aanhechting produceren ze gifstoffen (toxines). Deze gifstoffen veroorzaken een toename van de secretie van water en elektrolyten in de darm en een verminderde opname van voedingsstoffen vanuit de darm. De overmatige secretie van elektrolyten en water leidt tot diarree, uitdroging en verhoogde sterfte. De aanhechting van de bacterie met de fimbriae is een essentiële stap in het ziekteproces. Zonder aanhechting is er geen productie van toxines en geen diarree.
Er zijn verschillende fimbriae betrokken bij geboortediarree door E. coli. De F4-fimbriae zijn specifiek voor varkens en zijn de meest voorkomende. Daarnaast kunnen ook F5-, F6- en F41-fimbriae betrokken zijn bij geboortediarree door E. coli. Deze komen echter minder frequent voor en er treedt een leeftijdsgebonden resistentie op tegen aanhechting met deze fimbriae, welke niet het geval is voor F4. (2,3) F4-positieve E.coli stammen kunnen zowel geboortediarree (in de eerste levensdagen), diarree voor het spenen (van de eerste week tot het spenen) als diarree na het spenen veroorzaken. Bij gespeende biggen zijn naast F4-positieve E. coli ook E. coli stammen met F18-fimbriae van belang. Dit type E. coli is betrokken bij zowel diarree als oedeemziekte (slingerziekte). F18-positieve E. coli veroorzaken geen problemen voor het spenen, omdat de F18-receptor voor aanhechting aan de darmwand pas aanwezig is vanaf 3 weken leeftijd.
Diagnose
De klinische symptomen en het beeld bij autopsie kunnen al een eerste indicatie geven van de betrokken pathogeen. Om de diagnose te bevestigen kan de bacterie ook aangetoond worden in mestmonsters van biggen met diarree, door middel van een bacteriecultuur. Het is belangrijk om hierbij gebruik te maken van verse mestmonsters, verzameld bij dieren die niet behandeld werden met antibiotica. Nadat de E. coli-bacterie gekweekt werd, kunnen de aanwezige virulentiefactoren (toxines, fimbriae) door middel van PCR-analyse bepaald worden. Hierbij wordt er gescreend naar de aanwezigheid van de genen voor de fimbriae en de toxines. Omdat E. coli een normale darmbewoner is, is het belangrijk om deze virulentiefactoren aan te tonen. Enkel deze E. coli die over één of meer fimbriae beschikken en in staat zijn om toxines te produceren kunnen geboortediarree bij biggen veroorzaken.
Preventie
Het aantal aanwezige ETEC-bacteriën, de omgevingsomstandigheden en de gevoeligheid van de biggen bepalen of er zich diarree zal ontwikkelen. Preventiemaatregelen zijn dan ook gericht op de controle van deze factoren.
Naast het verbeteren van de hygiëne en het zorgen voor een optimaal stalklimaat, is het verhogen van de immuniteit van de biggen door zeugenvaccinatie een veelvuldig toegepaste en effectieve maatregel. Door de zeugen te vaccineren met een vaccin dat de volledige geïnactiveerde ETEC-bacteriën of de gezuiverde fimbriae bevat, zullen de zeugen met de biest afweerstoffen tegen de fimbriae meegeven aan de biggen. Wanneer biggen daarna in contact komen met ETEC-bacteriën zullen de afweerstoffen verhinderen dat de bacteriën zich kunnen aanhechten aan de darmwand. Opdat de biggen over voldoende afweerstoffen zouden beschikken, is een goede biestopname noodzakelijk.
Lees hier meer over de controle van de risicofactoren voor geboortediarree
Bronnen
(1) Rhouma et al. Acta Vet Scand (2017), 59:31
(2) Dubreuil et al. EcoSal Plus. (2016),7(1):10.1128
(3) Luppi. Porcine Health Management (2017), 3:16