In zijn doctoraatsthesis met als titel ‘Loose housing or temporary confinement of sows in designed farrowing pens’ onderzocht Janni Hales Pedersen (Universiteit van Kopenhagen) biggensterfte in traditionele versus vrije kraamhokken en het effect van tijdelijke opsluiting op biggensterfte en het gedrag van de zeug.
Het onderzoek werd uitgevoerd in drie delen, met telkens een andere focus.
Het eerste deel van de studie werd uitgevoerd op drie commerciële varkensbedrijven met zowel vrije als traditionele kraamhokken. Bij alle bedrijven kwam men tot de conclusie dat de biggensterfte hoger lag in de vrije kraamhokken.
In het tweede deel lag de focus op de tijdelijke opsluiting van de zeugen, vanaf dag 114 van de dracht tot vier dagen na het werpen. Er werd geen invloed vastgesteld op de vooruitgang van het werpen vergeleken met zeugen in een vrij kraamhok.
In het laatste deel van de studie werd de invloed van tijdelijke opsluiting op het gedrag van de zeug onderzocht. Verder werden ook de gehaltes van het stresshormoon cortisol gemeten. Bij tijdelijke opsluiting ondervond men een verandering in het gedrag van de zeug, in het bijzonder in de tweede en derde dag na de worp. Zo zag men dat de zeug minder vaak ging liggen of kon rollen. Toch was die verandering volgens Pedersen miniem. Ten slotte resulteerde de verandering in gedrag niet tot een hogere concentratie van cortisol in het speeksel van de zeug. Het cortisolgehalte daalde zelfs bij opsluiting van de zeug voor de worp.