De dalende inzet van antibiotica heeft ertoe geleid dat de diergezondheidskosten op het zeugenbedrijf zijn gestegen.
Via verschillende wegen is de antibioticareductie de afgelopen jaren gerealiseerd. Ook vond er een verschuiving plaats van curatieve naar preventieve gezondheidszorg door middel van vaccinaties.
Cijfers uit de praktijk bevestigen dat de vaccinatiegraad toeneemt. Deels vanwege de antibioticarestricties, maar ook omdat de markt vraagt om gevaccineerde biggen. De combinaties die gemaakt worden om het antibioticaverbruik te reduceren, verhogen echter wel het kostenplaatje. Dat blijkt uit een onderzoek dat Wageningen Economic Research afgelopen jaar publiceerde.
“De hypothese luidde dat halvering van het antibioticaverbruik ook een daling van de diergezondheidskosten met zich mee zou meebrengen”, legt WER-onderzoeker Nico Bondt uit. Bondt werd verrast door de uitkomst van het onderzoek. De veronderstelde daling werd alleen bij de vleesvarkens geconstateerd. Bij de zeugen was juist een flinke stijging van gezondheidskosten zichtbaar, al is die volgens Bondt niet significant gecorreleerd aan een verlaging van het antibioticaverbruik.
Ten opzichte van 2009, het ijkjaar voor de Nederlandse antibioticareductiedoelstelling, zijn de gezondheidskosten per zeug echter wel gestegen van 68 naar 85 euro in 2014. Deze stijging is er echter niet op alle zeugenbedrijven. De spreiding binnen de groep is groot, oplopend tot 44 euro per zeug. Een snelle rekensom leert dat een bedrijf met 1.000 zeugen een gemiddeld jaarinkomen extra kwijt is aan diergezondheidskosten sinds de inzet van antibiotica aan banden is gelegd.
In de zoektocht naar de verklaring voor de gestegen kosten, heeft Bondt een onderscheid gemaakt tussen groepen met hoge en lage gezondheidskosten. “Daaruit blijkt dat vooral de grotere, hoogproductieve bedrijven te maken hebben met hogere gezondheidskosten. Deze groep zit met 103 euro diergezondheidskosten per zeug bijna tweemaal zo hoog als de groep die met diergezondheidskosten van 59 euro laag zitten”, vertelt Bondt. ”Het is opvallend dat de bedrijven met de hogere diergezondheidskosten gemiddeld nauwelijks een hoger saldo realiseren, onder meer omdat hun diergezondheids- en voerkosten substantieel hoger zijn. De zeugenbedrijven met de hogere diergezondheidskosten zijn groter, produceren meer en duurdere biggen per zeug, en ze vaccineren meer.”
Opmerkelijk in de analyse is dat bedrijven met lagere kosten gemiddeld minder zeugen hebben en een hogere graad van gesloten bedrijfsvoering. Het lijkt erop dat de kosten van de antibioticareductie eenzijdig bij de vermeerderaar zijn gelegd vanwege gewenste vaccinaties.
Echter, volgens Bondt mag je niet zonder meer stellen dat de stijging van de diergezondheidskosten op zeugenbedrijven het gevolg is van meer vaccinaties. “Het is een interessante hypothese dat de kosten van de antibioticareductie eenzijdig weggelegd worden bij de zeugenhouders, maar dat kun je uit ons onderzoek niet concluderen. Ik vermoed dat er wel bedrijven zijn die het antibioticaverbruik willen reduceren door meer vaccinaties uit te voeren, terwijl er ook bedrijven zijn die dezelfde reductie realiseren zonder extra vaccinaties.
Wat wel aan vaccinaties te relateren valt is de spreiding in diergezondheidskosten van 44 euro per zeug tussen de groep met hogere diergezondheidskosten en de groep met lagere diergezondheidskosten. 40 procent van het verschil in kosten wordt verklaard door het aantal vaccinaties.”
De spreiding binnen de groep toont aan dat 60 procent van de kosten niet verklaard wordt door extra vaccinaties. Op basis van 44 euro is dat ongeveer 26.000 euro op het gemiddelde bedrijf en mogelijk veel meer op het individuele bedrijf. Wie dus kritisch naar zijn bedrijfsvoering kijkt, kan de stijging van de gezondheidskosten tussen 2009 en 2015 compenseren met een verbeterd management.
Voor een omstandige analyse van deze problematiek lees de focus over het item in het vakblad Varkensbedrijf editie april 2017.
Bron: Focus vakblad Varkensbedrijf april 2017