Als je ontsmettingsmiddelen aan de correcte dosis gebruikt, kan dit niet leiden tot resistentie bij bacteriën. Ziedaar de conclusie van ILVO-UGent onderzoekster Helder Maertens bij de verdediging van haar doctoraat getiteld “Leidt het gebruik van desinfectiemiddelen in de veehouderij tot selectie van antimicrobiële resistentie?” op 5 maart 2020.
Enerzijds analyseerde Helder Maertens data van hygiënogrammen verzameld tussen 2007 en 2014 in de pluimveesector in een zoektocht naar een verband tussen het toegepaste reinigings- en ontsmettingsprotocol en de daarna bepaalde hygiënogramscore. Over de jaren heen daalde de gemiddelde hygiënogramscore, wat wijst op een betere hygiëne. De hygiëne bleek ook beter bij het gebruik van een reinigingsproduct, dan wanneer er enkel werd gereinigd met water. Wanneer tijdens de ontsmetting twee verschillende ontsmettingsproducten werden gebruikt in plaats van één, kreeg je betere scores. Dit was ook het geval wanneer de ontsmetting uitgevoerd werd door een externe firma, in vergelijking met een ontsmetting door de veehouder zelf.
Anderzijds voerde de onderzoekster in 25 vleeskuiken- en 21 varkensbedrijven een enquête uit rond het toegepaste reinigings- en ontsmettingsprotocol. Op elk bedrijf werden er, 24 uur na ontsmetting, stalen van de stalomgeving (vleeskuikenstal en biggenbatterij) genomen. Dit om E. coli bacterie te verzamelen waarop de gevoeligheid voor antibiotica en ontsmettingsmiddelen kon worden getest. Die testen wezen uit dat de in de stal verzamelde bacteriën géén resistentie tegen de ontsmettingsmiddelen vertoonden. Voorts vond de Helder Maertens geen aanwijzingen van een verhoogde antibioticaresistentie door het gebruik van ontsmettingsmiddelen.
In een proef werden in afzonderlijke stallen (vleeskuikenstal en biggenbatterij) drie courant gebruikte ontsmettingsmiddelen gebruikt en dit gedurende vijf opeenvolgende productierondes. Helder Maertens bestudeerde de effecten van het herhaaldelijke gebruik van deze ontsmettingsmiddelen op de gevoeligheid van de bacteriën, voor zowel de ontsmettingsmiddelen als antibiotica.
De E. coli bacteriën bleken geen verschillen in gevoeligheid te vertonen naargelang van de keuze van het ontsmettingsproduct. Er was ook geen verandering te zien in de gevoeligheid t.o.v. de ontsmettingsproducten naargelang het voortschrijdend tijdstip in de observatieperiode. Er is m.a.w. bij herhaaldelijk gebruik geen opbouw van ontsmettingsmiddelresistentie. Er is evenmin sprake van een ontwikkeling van antibioticaresistentie.
Tijdens twee laboratoriumproeven bestudeerde Helder Maertens de gevolgen van het ontsmetten aan een lagere dosering dan voorgeschreven door de fabrikant. Bij deze concentratie kunnen bacteriën overleven, hoewel er ook bacteriën zijn die hierdoor in een ‘intermediaire’ toestand raken tussen leven en dood.
Zulke bacteriën, die een suboptimale ontsmetting hebben doorgemaakt, blijken minder gevoelig te reageren op een antibioticabehandeling. Maar het is niet zo dat bacteriën onder invloed van een suboptimale ontsmetting in staat zijn om hun eventueel aanwezige antibioticaresistentie-genen te transfereren naar andere bacteriën.
Bron: naar ILVO – 12 maart 2020