Naar jaarlijkse gewoonte bevroeg het VCM de mestverwerkingssector over de stand van zaken en evoluties in de mestverwerking in Vlaanderen. Blijkt dat in vergelijking met het jaar 2011 de Vlaamse operationele mestverwerkingscapaciteit vorig jaar met ongeveer 1,7 miljoen kg stikstof is toegenomen. Dat is genoeg voor een stijging van 6,4 procent.
Volgens de VCM-enquête werd in 2012 27,9 miljoen kg stikstof (N) uit dierlijke mest werd verwerkt. Het grootste gedeelte (48 %) van de N-verwerking werd gerealiseerd door de verwerking van pluimveemest (7,8 miljoen kg N) en de export van ruwe pluimveemest (5,5 miljoen kg N). De verwerking van varkensmest leverde een operationele capaciteit van 10,8 miljoen kg N op (39%).
De verwerking van ruwe varkensmest (totale verwerking) is met 8,7% gedaald (-114.798 kg N) t.o.v. 2011 en vertoont een dalende trend sinds 2010. Deze afname kan deels verklaard worden door een sterke toename van de export van ruwe varkensmest naar Nederland (125% t.o.v. 2011). Sinds 2010 is de import van ruwe varkensmest voor spreiding op landbouwgronden in Zeeuws-Vlaanderen toegelaten.
De export van behandelde en ruwe pluimveemest nam in 2012 heel wat minder toe (respectievelijk +1,9% en +0.5%) dan in 2010 (toename respectievelijk 12% en 31%).
Het VCM vergelijkt jaarlijks de beschikbare (gebouwde) met de operationele (reeds ingevulde) capaciteit in de operationele installaties in Vlaanderen. In 2012 werd een verschil van 23 procent tussen beschikbare en operationele capaciteit vastgesteld. De voornaamste redenen hiervoor zijn: installaties in opstartfase draaien nog niet op volledige capaciteit, beperking in exportperiode (en dus ook opslagcapaciteit van het eindproduct), verminderde arbeidsinput tijdens de nacht en technische problemen.
Vlaanderen telde in 2012 nog steeds 118 operationele mestverwerkingsinstallaties. Opmerkelijk is de verdwijning van de mobiele verwerker. In 2011 deden nog 2 landbouwbedrijven een beroep op de mobiele installatie, maar dat blijkt in 2012 verleden tijd. De biologie is nog steeds de meest toegepaste techniek (75 installaties), gevolgd door de biothermische droging en droging (beiden 13 installaties).
Biogasinstallaties met mestinput zijn eveneens niet meer weg te denken in de wereld van mestverwerking en zorgen steeds vaker voor een totaaloplossing voor de verwerking van digestaat (en dus mest). De verwerking van digestaat is in 2012 toegenomen tot 4,8 procent van de totale verwerkingscapaciteit.