Een hogere vruchtbaarheid leidt niet altijd tot meer afgeleverde biggen per zeug. Grotere tomen hebben vaak een groter aandeel biggen met een laag geboortegewicht. Dit betekent meer kans op uitval. Volgens nutritionist dr. Christoph Rapp van Zinpro Corporation is er met een goede voeding het geboortegewicht van de biggen positief te beïnvloeden. “Zo kan een hogere vruchtbaarheid van de zeug zich echt vertalen in meer afgeleverde biggen en dus meer rendement”, stelt hij.
“Bij een grote toom tijdens de dracht is er meer sprake van verdringing en groeivertraging in de baarmoeder. Er zijn immers meer biggenfoetussen, terwijl de zeug niet groter is geworden. Naarmate de worpgrootte stijgt, stijgt het percentage biggen dat bij de geboorte minder dan één kilogram weegt. Dit blijkt uit onderzoek van het Deense Seges”, vertelt Rapp. “Bij biggen met een geboortegewicht van 1,4 kilogram of hoger ligt het sterftecijfer in de zoogperiode rond de 7 procent of lager. Bij biggen met een geboortegewicht lager dan één kilogram is dit meer dan 20 procent. Dat betekent dat zij driemaal minder kans hebben om de speenfase te bereiken.”
Voeding is de sleutel
Wat kunnen we dan doen om het aandeel biggen met een laag geboortegewicht te verminderen? Volgens nutritionist Rapp ligt de sleutel bij de voeding. Dit begint volgens hem al bij de fase waarin de eicellen tot ontwikkeling komen, dus al voor het begin van de dracht. “We moeten zorgen dat de eicellen die worden bevrucht zo sterk en uniform mogelijk zijn. We moeten ons dus concentreren op management vóór inseminatie of dekken en met name oxidatieve stress verminderen.“
Tekst: Gerben Hofman
Beeld: Ruben Lijzenga