Natuurlijk willen we goede resultaten behalen met de vaccinatie. Maar hoe weten we of een vaccin al dan niet aanslaat? Of hoe weten we dat we met vaccinatie alleen de oplossing zullen vinden?
Om na te gaan of de vaccinatie verloopt volgens de technieken van de kunst, kan gekeken worden naar de hoeveelheid vlekziekte antistoffen in het bloed van de zeugen. Voor deze ziekte hebben we namelijk een goede kwantitatieve test beschikbaar waarbij er duidelijke stijging van antistoffen zijn na vaccinatie. Als we deze stijging niet opmerken, en de zeugen worden gevaccineerd, moet er gekeken worden naar waar het misloopt. Het start allemaal met de ontvangst en de bewaring van het vaccin. Plaats het vaccin meteen in de koelkast en houd bij welke vaccins en hoeveel vaccins er geleverd zijn op een bepaalde datum. Zet de oudste vaccins vooraan in de koelkast, zodat deze als eerste worden opgebruikt (het FIRST IN, FIRST-OUT principe). Let ook telkens op een goede verhouding van aangekochte en benodigde vaccins.
Een stabiele bewaring in de koelkast is cruciaal voor de werking van een vaccin.
- De temperatuur dient tussen 4 en 8°C te liggen. Om dit in de gaten te houden, plaats je best een min-max thermometer en houd u deze in de gaten. Vergeet ook niet om deze geregeld te bekijken!
- Bewaar ook enkel vaccins in de koelkast (naast eventueel vaccinatiepompjes in de groentenbakjes). Bewaar er geen eten en drinken in en houd hem proper.
- Plaats de vaccins niet in de deur, noch in het groentebakje en zet ze ook niet tegen de achterwand. Daar is de temperatuur niet ideaal en de achterwand durft al eens aan te vriezen
Ook het vaccinatiemateriaal verdient aandacht.
- Kies voor wegwerpnaalden en gebruik de spuiten enkel en alleen voor vaccinatie.
- Reinig de spuiten na elk gebruik met heet water en berg ze vervolgens in een afgesloten doos op in de koelkast. Het groentebakje in de koelkast kan hiervoor dienen.
- Voor de vaccinatie zelf, prikt u de flacons altijd aan met een steriele naald en noteert u de datum van aanprikken op het flesje.
- Een levend vaccin dient na oplossen binnen een korte tijd (enkele uren) opgebruikt te worden. Dode vaccins mogen gerust de avond voordien uitgehaald worden zodat ze langzaam kunnen opwarmen en niet koud toegediend hoeven te worden. Dit zal zowel de reactie van het dier als de viscositeit (vloeibaarheid) van het vaccin ten goede komen. Let echter wel op dat u enkel de benodigde hoeveelheden uithaalt.
- Let op een voldoende lange naald. Bij zeugen is een naaldlengte van 50 mm geen overbodige luxe. We willen namelijk tot in de spieren prikken en zeugen hebben een behoorlijk dikke speklaag, zeker in de nek. Probeer ook altijd in de vaccinatiedriehoek te vaccineren en loodrecht op het dier.
- Vaccineer alleen klinisch gezonde dieren!
- En tot slot, probeer in alle rust te vaccineren.
Als het niet lukt om een bepaalde problematiek onder controle te krijgen ondanks vaccinatie, denk er dan aan dat de oplossing vaak niet enkel in een flesje zit.
Enkele voorbeelden: voor PRRS moeten we geltenmanagement en bioveiligheid grondig onder de loep nemen. Voor geboortediarree mogen we het klimaat, de omgeving, de biestproductie, het voer, het reinigings- en ontsmettingsproces en het kraamstalmanagement in het algemeen niet vergeten. Het vergeten van de zoekbeer bij vaccinatie tegen Parvovirus of vlekziekte is één van de voorbeelden waardoor de infectie op het bedrijf in stand gehouden kan worden en dat er ondanks vaccinatie toch nog doorbraken zijn.
Problemen kunnen ook hun oorspong vinden bij de gelten als de quarantaine en adaptatie niet met de nodige zorg gebeurt. Een dubbele basisenting, in alle rust, met 3-4 weken tijd tussen beide entingen, is een must om verdere vaccinaties te laten aanslaan.
Aarzel niet om uw bedrijfsdierenarts te contacteren bij vragen of twijfels over zeugenvaccinatie. De HIPRA specialisten kunnen hierin ondersteunen.
Lees hier alle artikelen uit de serie ‘vaccineren’ van HIPRA
Bron: Hipra