Coccidiose bij zuigende biggen wordt veroorzaakt door de parasiet Cystoisospora suis en is een vaak voorkomende oorzaak van diarree bij zuigende biggen. Biggen worden in de eerste levensweek besmet door de opname van oöcysten (“eitjes”) vanuit de besmette stalomgeving. Na opname ontwikkelt de parasiet zich in de dunne darm. Dit veroorzaakt beschadiging van het darmslijmvlies en een aangetaste darmfunctie. Klinische symptomen zoals diarree, uitdroging en een ongelijke en verminderde groei verschijnen meestal in de tweede levensweek. De ernst van de symptomen is o.a. afhankelijk van de leeftijd van de big, de infectiedruk en de aanwezigheid van andere infecties. Omdat biggen een leeftijdsgebonden weerstand ontwikkelen, zijn er alleen klinische symptomen zichtbaar tot de leeftijd van 3-4 weken.
Coccidiose heeft effecten op de groei tot aan het slachten
Om de impact van coccidiose op de groei te becijferen, werden verschillende studies uitgevoerd. Hierbij werd een vergelijking gemaakt tussen varkens die wel en niet behandeld werden tegen coccidiose. De groei van deze beide groepen werd met elkaar vergeleken. Hieruit blijkt een significante verbetering van de dagelijkse groei bij behandelde varkens, met een betere uniformiteit en een 0,4 tot 1,5 kg hoger gewicht bij spenen, afhankelijk van de infectiedruk en de speenleeftijd. Dit komt neer op een gemiddelde toename in de dagelijkse groei voor spenen met 25 g/dag. Bovendien blijven deze gunstige effecten niet alleen beperkt tot de zoogperiode. Naar het eind van de batterijfase kan dit gewichtsverschil verder oplopen tot 0,8 à 3,5 kg. Tegelijkertijd verbetert de voederconversie met gemiddeld 8,5% bij behandelde varkens. Wanneer de effecten tot aan het slachten becijferd worden, dan blijkt dat het gewicht bij slachten 3 tot 5,4 kg hoger is en dat dit gewicht wordt bereikt in een 5 tot 12 dagen kortere afmestperiode.
Ook bij subklinische besmettingen negatieve impact op de groei
Dat er niet alleen groeiverliezen zijn op bedrijven met klinische symptomen, maar ook op bedrijven met subklinische coccidiose infecties, werd aangetoond in een Belgische studie. In deze studie waren 4 bedrijven betrokken waar geen diarree of andere klinische symptomen ten gevolge van coccidiose aanwezig waren, maar waar de aanwezigheid van de parasiet wel werd aangetoond. In deze bedrijven bedroeg de groei voor het spenen van de tegen coccidiose behandelde tomen gemiddeld 260 g/dag en bij de onbehandelde biggen bedroeg de groei 235 g/dag, een significant verschil van 25 g/dag.
Conclusie
Hoewel coccidiose een typische aandoening is van de zuigende biggen, zijn de negatieve effecten van coccidiose ook na het spenen meetbaar in de vorm van een verminderde groei. Bovendien werden deze groeiverliezen ook waargenomen op subklinisch besmette bedrijven, waar geen diarree of andere klinische symptomen ten gevolge van coccidiose aanwezig waren.
Zoals in een eerder artikel al gemeld, heeft het gewicht bij spenen een grote invloed op de groei van de gespeende biggen en vleesvarkens, waarbij varkens met een hoger speengewicht hun gewichtsvoordeel verder uitbreiden tijdens de batterijfase en in de afmest. Dit wordt in bovenvermelde studies opnieuw bevestigd voor het specifieke geval van coccidiose.
Voor meer informatie, lees: https://www.varkensbedrijf.be/dierengezondheid/speengewicht-bepalend-voor-de-groei-na-spenen/
Bronnen
- Ózsvári et al. Production impact of parasitisms and coccidiosis in swine. Journal of Dairy, Veterinary & Animal Research, (2018) Volume 7 Issue 5.
- Maes et al. Effects of toltrazuril on the growth of piglets in herds without clinical isosporosis. The Veterinary Journal, 173 (2007) 197–199.