Contracttelers tonen zich erg tevreden over het produceren onder contract en veelal is het een eigen keuze. Dat staat in sterk contrast met de negatieve houding van andere varkenshouders ten opzichte van contractproductie. 86 procent van de deelnemers aan de enquête is sterk gehecht aan de familiale structuur van de Vlaamse varkenshouderij. Meer dan de helft zou liever stoppen dan te starten met contractproductie. Dat blijkt uit de resultaten van een grootscheepse enquête van het Departement Landbouw en Visserij, waaraan bijna 1.200 varkenshouders in de tweede helft van 2016 deelnamen.
Heel wat varkensbedrijven zijn pessimistisch over de toekomst. 35 procent van de bevraagden ziet de toekomst van het eigen bedrijf somber in, en 38 procent heeft geen vertrouwen in de toekomst van de Vlaamse varkenshouderij. Een kwart heeft wel vertrouwen in de toekomst van de sector en het eigen bedrijf.
De grootste knelpunten voor de varkenshouders zijn een mix van economische factoren en het overheidsbeleid. De lage marktprijzen staan met stip op één. Andere knelpunten zijn de kosten van mestafzet en -verwerking, de eisen rond milieu, dierenwelzijn enz., het lage en onzekere inkomen, het veranderend overheidsbeleid, de administratieve lasten en de hoge voederkosten.
Meer dan een kwart heeft te kampen met financiële problemen of schuldenlast. Bijna 30 procent heeft een betalingsachterstand bij een veevoederfabrikant. Een overstap van financiering door de veevoederindustrie naar de banken blijkt niet vanzelfsprekend. Volgens twee op de drie respondenten is een kaskrediet of overbruggingskrediet bij banken te duur. Een aantal varkenshouders wil stoppen, maar kan dat niet. De belangrijkste reden daarvoor is de schuldenlast. Ook de opvolgingsproblematiek is ernstig. De helft geeft aan niet over een opvolger te beschikken en één derde is onzeker.
De meeste varkenshouders vinden dat ze door andere stakeholders niet als volwaardige partners gezien worden. Vier op de vijf menen nochtans dat de Vlaamse varkenshouderij enkel toekomst heeft als alle partijen in de keten samenwerken. Ook samenwerking met andere varkenshouders leidt volgens veel respondenten tot betere resultaten, maar dat geldt in de praktijk als niet gemakkelijk. Producentenorganisaties, een nieuw gegeven in de varkenshouderij, zijn nog niet goed ingeburgerd. Een gebrek aan prijstransparantie is een issue. Varkenshouders stellen zich vragen bij de vergoeding die ze ontvangen van het slachthuis of de handelaar.
Toch geloven varkenshouders sterk in het belang van de export van hun producten. Het aantal varkenshouders die op dit moment diversifiëren/differentiëren of zich dat in de toekomst zien doen, is daarentegen beperkt. 2 procent geeft aan vleesvarkens via de korte keten af te zetten. 11 procent ziet zich daar in de toekomst toe in staat en 5 procent ziet zichzelf in staat om over te schakelen naar biovarkenshouderij. Diversificatie en het zoeken naar niches is een strategie die slechts voor een klein aantal varkenshouders soelaas kan bieden.
Het verhogen van de kennis van commerciële aspecten en onderhandelingstechnieken is een aandachtspunt en marktinformatie is belangrijk. 44 procent is van oordeel dat varkenshouders daarvan te weinig kennis hebben. Minder dan de helft vindt dat er voldoende mogelijkheden zijn voor onafhankelijke bedrijfsbegeleiding en -advies. Het idee leeft dat het ontbeert aan een goede kennis van rendabiliteit in de varkenshouderij. Dat wordt niet bevestigd door de resultaten: driekwart geeft aan goed op de hoogte te zijn van de rendabiliteit van het bedrijf.
De grootschalige bevraging maakt deel uit van het actieplan dat het licht zag na de G30-varkenstop over de toekomst van de Vlaamse varkenssector begin 2016. De responsgraad was met 34 procent zeer groot. 1.171 respondenten vulden de enquête geheel of gedeeltelijk in.
Voor het volledige rapport klik wat_denkt_de_varkenshouder-_website.
Bron: Departement Landbouw en Visserij – 11 april 2017