Een leegstand in biggenbatterijen van 10 dagen na ontsmetting zonder extra bioveiligheidsmaatregelen, levert geen voordeel qua hygiëne op. Dit en nog veel meer blijkt uit het doctoraal proefschrift van Kaat Luyckx.
In dit doctoraatsonderzoek lag de focus op de reiniging en ontsmetting (R&O) van braadkippen en varkensstallen als onderdeel van deze interne bioveiligheid. De verdediging van het proefschrift zal op dinsdag 30 augustus 2016 om 16u30 plaatsvinden in Auditorium D van de Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Gent, Salisburylaan 133, Merelbeke.
Evaluatiesysteem
Om de R&O van stallen te evalueren, werd een evaluatiesysteem ontwikkeld. Uit de resultaten volgde dat het geschikte evaluatiesysteem bestaat uit:
- agar contact plaatjes voor tellingen van totaal aeroob kiemgetal na ontsmetting;
- swabs voor tellingen van totaal aeroob kiemgetal en Enterococcus spp. voor reiniging, na reiniging en na ontsmetting;
- en detectie van E. coli op deze stalen.
Na reiniging, kunnen adenosine trifosfaat (ATP) analyses uitgevoerd worden om extra informatie te winnen over de hygiënestatus van de verschillende locaties.
Daarnaast werd het verloop van de verschillende bacteriologische parameters onderzocht. Er werd aangetoond dat de reiniging voor een sterkere reductie zorgde van totaal aeroob kiemgetal en Enterococcus spp. in vergelijking met de ontsmetting.
Het ontwikkelde evaluatiesysteem werd vervolgens gebruikt om het verschil in efficiëntie van vier reinigingsprotocollen na te gaan:
- het al dan niet toepassen van een overnacht inweekstap met water voor de natte reiniging
- en/of het gebruik van warm (60 °C) of koud water tijdens de natte reiniging.
Totaal aeroob kiemgetal en Enterococcus spp. tellingen op swabs toonden aan dat reinigen met een voorafgaande inweekstap zorgde voor een sterkere bacteriële daling dan reinigen zonder inweekstap. Er werd geen bacteriologisch verschil na reinigen met warm of koud water waargenomen. Daarnaast werden drinkcupjes (lekbakjes), afvoerputjes en vloerspleten geïdentificeerd als kritische locaties voor R&O in braadkippenstallen.
Vergelijking efficiëntie
Het evaluatiesysteem werd vervolgens aangepast en gebruikt om de efficiëntie van een competitief exclusie (CE) protocol tegenover een klassiek R&O protocol (controle) te vergelijken in biggenbatterijen. (Haemolytische) E. coli en MRSA analyses toonden aan dat tijdens de leegstand, de infectiedruk na CE reiniging niet zo sterk gedaald was als na een klassieke R&O. Bovendien werd er na opeenvolgende toepassing van het CE protocol, geen verbetering in hygiëne waargenomen: tijdens de 2de en 3de ronde werden zelfs hogere aantallen van Enterococcus spp. (hygiëne indicator) teruggevonden dan tijdens de eerste ronde. Daarnaast werd er geen verschil in voederconversie noch in faecale consistentie (indicator voor darminfecties) tussen biggen uit de CE en controle units teruggevonden. Ten slotte, werd eveneens geen verschil in antibioticumgebruik gevonden.