De Belgische varkenshouders produceerden in 2016 acht cent goedkoper dan het gemiddelde van West-Europa, terwijl de Nederlandse varkenshouders 7 tot 8 cent duurder uit kwamen. Dit relatieve nadeel van Nederland van 16 cent is een duidelijk verschil ten opzichte van 5 jaar geleden, toen Nederland nog een kostenvoordeel had van 4 cent per kg karkasgewicht op België. De Nederlandse varkenssector heeft een achterstand opgelopen op een aantal punten.
Volgens de jongste kostprijsvergelijking van InterPIG ligt de kostprijs van varkensvlees in België op € 1,40 per kg slachtgewicht; in Nederland is dit € 1,55. Daarmee is Nederland afgezakt naar een middenpositie in Europa, terwijl België in de kopgroep goed meekomt. De afgelopen vijf jaar zijn de productiekosten in Nederland gestegen ten opzichte van de buurlanden, terwijl varkenshouders in Vlaanderen relatief goedkoper zijn gaan produceren.
Belgische productiviteit stijgt
Ten eerste is de Nederlandse zeugproductiviteit achtergebleven bij de ontwikkeling in andere landen. De Belgische varkenshouderij heeft een goede sprong vooruit gemaakt met zeugproductiviteit, van 24,1 in 2012 naar 27,9 in 2016: +3,8; ofwel jaarlijks bijna 1 slachtvarken per zeug erbij. Deels komt dit doordat bedrijven met lagere productiviteit gestopt zijn met productie, zodat het gemiddelde gestegen is. De vooruitgang in Nederland bleef beperkt tot 1,4 varken erbij in 4 jaar. Dit komt niet doordat Nederland al zo hoog zit dat een verdere stijging lastig wordt (de wet van de remmende voorsprong), want de Denen zijn wel flink doorgegroeid tot jaarlijks ruim 30 afgeleverde slachtvarkens per zeug. Het gat met Nederland (28,4) is dus opnieuw toegenomen. Een achterstand in zeugproductiviteit betekent dat de productiekosten per big hoger worden.
Mestafzetkosten fors hoger in NL
Een ander nadeel in Nederland zijn de sterk gestegen mestafzetkosten. Deze bedragen inmiddels 11 cent per kg slachtgewicht op een gesloten varkensbedrijf, duidelijk hoger dan de 6 cent in 2004. In België liggen de mestafzetkosten op 4 cent per kg slachtgewicht. Hoewel niet alle mest buiten het bedrijf afgezet hoeft te worden, liggen afzetprijzen in Nederland op 22 tot 25 euro per ton drijfmest. Er is in 2017 wel een daling te zien van de mestafzetprijzen.
De voerkosten in België liggen in 2016 op een gesloten bedrijf op € 0,89 per kg slachtgewicht; hoger dan de € 0,84 per kg in Nederland. Dit hangt samen met het veel gebruikte systeem van onbeperkt voeren. De voerprijzen in Nederland en België zijn vrijwel gelijk, maar er is wel een verschil in voerefficiëntie. De overall-voerconversie (totaal voerverbruik op een gesloten varkensbedrijf gedeeld door het totaal levende gewicht van de afgeleverde vleesvarkens) ligt in België op 2,95, tegen 2,67 in Nederland. Nederland is daarmee het land met de laagste overall-voerconversie in de InterPIG-vergelijking. Deze voerconversie bedroeg in 2010 in België nog 3,09 en is de laatste jaren dus duidelijk verbeterd. Zo’n verbetering was in Nederland de laatste jaren heel beperkt. Hier lijkt de wet van de remmende voorsprong wel op te gaan. Overigens zijn de verschillen tussen bedrijven nog steeds groot. De Kengetallenspiegel van Agrovision geeft een bandbreedte van 2,39 in de laagste 20%-groep tot 2,76 in de hoogste 20%-groep in Nederland. Er is dus nog zeker ruimte voor een verdere verbetering. Het voersysteem en de gebruikte grondstoffen moeten daar echter wel bij passen.
Spreiding tussen bedrijven groot
Het is vooral in de vleesvarkenshouderij waar Nederland gemiddeld in het nadeel is. De spreiding tussen bedrijven is echter zeer groot. Een analyse van enkele jaren geleden laat een bandbreedte zien in kostprijs op gespecialiseerde vleesvarkensbedrijven in Nederland van 26 cent per kg karkas. Belangrijke verschillen tussen vleesvarkensbedrijven zijn te vinden in voer- en arbeidskosten.
Is Nederland dan op alle fronten aan het achterlopen? Nee, de productiekosten per big (omgerekend naar een big van 30 kg) liggen zowel in Nederland als in België op 54 euro. In Denemarken zijn deze met 50 euro iets goedkoper en op de gemeenschappelijke biggenafzetmarkt Duitsland met 58 euro iets hoger. Dat verklaart ook de toegenomen biggenstroom richting Duitsland, waar onder andere door schaalgrootte en specialisatie de kostprijs hoger ligt dan van importbiggen. Het is dan ook te verwachten dat de zeugenstapel in Duitsland verder onder druk komt te staan.
De zeugenstapel in Spanje is tussen 2016 en 2017 met 6 procent gestegen. Dat past ook met het feit dat de varkenssector daar relatief gunstig produceert. Door beperkte beschikbaarheid van personeel en een te verwachte stijging van mestafzetkosten zal dit kostenvoordeel wel afnemen.
Bron: Robert Hoste – Wageningen Economic Research – Varkensbedrijf editie oktober 2017