“Tik op Google de term ‘eiwitefficiëntie’ in en je vindt al snel dat er 4 tot 6 kg plantaardig eiwit nodig is om 1 kg dierlijk eiwit te produceren.” Zo begon Jean-Yves Dourmad van het Franse INRA (l’Institut National de la Recherche Agronomique) zijn presentatie op de 50ste Journées de la Recherche Porcine. “Dit is te kort door de bocht”, ging hij verder, want niet alle eiwitten die dieren eten zijn consumeerbaar door de mens.
Daarom maakten ze op het INRA de oefening om ‘eetbare’ netto-eiwitefficiëntie (human edible protein conversion efficiency) te berekenen voor verschillende diersoorten, waaronder het varken.
Hiervoor deelden ze de hoeveelheid eetbaar eiwit in het dier (zoals spier, bloed, vet en gelatine) door de hoeveelheid eetbaar eiwit opgenomen door het varken via het voeder. Eetbaar eiwit wordt gedefinieerd als het aandeel eiwit dat rechtstreeks kan geïncorporeerd worden in de menselijke voeding.
Verschillende grondstoffen hebben een ander aandeel eetbaar eiwit. Voor maïs bijvoorbeeld wordt geschat dat 15 procent van het eiwit rechtstreeks gegeten wordt door mensen. Indien volop zou ingezet worden op plantaardige eiwitbronnen zou dit maïseiwit voor 32 procent eetbaar zijn. Voor sojaschroot rekende men op 60 procent (maximaal 90 procent) en voor koolzaadschroot 0 procent (maximaal 55 procent) eetbaar eiwit.
Op deze manier berekenden ze voor de huidige conventionele Franse varkensproductie een efficiëntie van 1,06. Dat wil zeggen dat er een netto-productie is van eetbaar eiwit, m.a.w. er wordt meer eetbaar eiwit geproduceerd dan opgenomen door het varken.
Hierbij werd nog geen rekening gehouden met de kwaliteit van het eiwit. De samenstelling van dierlijk eiwit sluit namelijk dichter aan bij de menselijke behoefte dan bepaalde plantaardige bronnen.
Voor de biologische varkenshouderij werd een efficiëntie bekomen van ongeveer 0,4. De belangrijkste redenen hiervoor zijn de wat mindere technische productieresultaten en vooral het aanbod aan grondstoffen dat kan gebruikt worden in biologisch varkensvoeder, dewelke voor een groot deel bruikbaar zijn voor menselijke consumptie.
De auteurs beseffen dat hun benadering vatbaar is voor discussie. Indien uitsluitend wordt ingezet op plantaardig eiwit voor menselijke consumptie zouden bijvoorbeeld de landbouwpercelen waarschijnlijk worden ingevuld met andere gewassen (die veel eetbaar eiwit bevatten).
Bovenstaande toont wel aan dat er bij een aantal wetenschappers een stijgende bezorgdheid is over de – volgens hen – vaak te simplistische en negatieve benadering ten opzichte van dierlijke productie.
Bron: Sam Millet (ILVO), Sarah De Smet (Varkensloket) en Evert Heyrman (ILVO) maakten bovenstaande synthese na een presentatie tijdens de Journées de la Recherche Porcine, 6 en 7 februari 2018 (Parijs)