Bent u klaar voor de nieuwe regels van het stikstofdecreet? Sinds 22 februari 2024 zijn er nieuwe reductiedoelstellingen voor ammoniak vastgelegd. Dit decreet zet strenge reductiemaatregelen op de agenda voor de varkenssector: een vermindering van 30% van de varkensstapel tegen 2030 en significante emissiereducties zijn enkele van de belangrijkste punten. Voor varkenshouders die hun vergunning willen verlengen of een nieuwe aanvragen, zijn er belangrijke deadlines en voorwaarden.
Denk eerst goed na wat je wil doen en reken het uit
Indien je een vergunning aanvraagt en geen maatregelen toepast op het bedrijf, dan zal de vergunning verleend worden tot eind 2030. Om een vergunning van onbepaalde duur te verkrijgen, zullen wel reducties van minimaal 60% op emissies uit niet-emisisearme stallen moeten behaald worden. Bovendien moet je die vergunning dan uiterlijk op 30 september 2029 op zak hebben. Wanneer er geen aangepaste vergunning wordt aangevraagd, zal de vergunning automatisch aangepast worden door een vermindering van het aantal dieren op 1 oktober 2029.
Ook een varkensbedrijf dat al een vergunning kreeg van onbepaalde duur of na 31 december 2030 en/of alle stallen reeds emissiearm heeft uitgevoerd moet niet te vroeg juichen, maar moet toch nog checken of volledig voldaan werd aan de PAS-referentie 2030. Het is immers niet ondenkbaar dat de PAS-referentie 2030 lager uitvalt dan de reeds vergunde emissies. Dit is dus wel erg belangrijk om hier rekening mee te houden.
Wat betekent het stikstofdecreet nu voor elke varkenshouder?
Op 22 februari 2024 werd het stikstofdecreet gepubliceerd. Hierin zijn reductiedoelstellingen voor ammoniak vooropgesteld voor de individuele varkenshouder en de varkenssector, omdat de kritische depositie als parameter werd uitgekozen, hoewel er meer parameters bestaan.
30% reductie varkensstapel
Het 30% verminderen van de varkensstapel tegen 2030 staat ook als sectordoelstelling vermeld in het stikstofdecreet. Om dit te realiseren, werden al vrijwillige stopzettingsregelingen opengesteld en zijn nieuwe vrijwillige stopzettingsregelingen mogelijk.
Hierbij de concrete doelstellingen vastgelegd in het decreet op een rijtje:
De maximale ammoniakemissie in acht nemen
Op elk varkensbedrijf mag op 31 december 2030 niet meer uitgestoten worden dan de maximale ammoniakemissie die bepaald is door de PAS-referentie 2030. De PAS-referentie 2030 wordt berekend op basis van de gemiddelde veebezetting in 2021 en de bedrijfsdoelstelling van de gewenste 60% ammoniakreductie op de emissies van de niet-ammoniak-emissiearme stallen aanwezig op het bedrijf.
Hieronder een voorbeeld van de bedrijfsdoelstelling op een fictief varkensbedrijf en de bepaling van de PAS-referentie 2030 voor dit bedrijf.
Dierenaantallen in 2021, inclusief leegstand | Ammoniakemissiearme (AEA) stal | Emissiefactor (NH3/dp/jaar) | Doelstelling | PAS-referentie 2030 (kg NH3/jaar) |
50 kraamzeugen | AEA: V-2.2 | 4 | 0 % | 200 |
45 dekzeugen | AEA: V-3.1 | 2,4 | 0 % | 108 |
105 drachtige zeugen | AEA: V-3.5 | 2,6 | 0% | 273 |
900 biggen | Niet-emissiearm | 0,6 | 60 % | 216 |
800 vleesvarkens | Niet-emissiearm | 2,4 | 60 % | 768 |
700 vleesvarkens | Luchtwasser 70% | 0,75 | 0% | 525 |
Totale PAS-referentie 2030 | 2090 |
Voor dit voorbeeld betekent dit dat op 31 december 2030 niet meer dan 2090 kg /NH3 mag uitgestoten worden op dit varkensbedrijf.
Welke concrete reductiemaatregelen zijn er?
De gewenste reducties kunnen gerealiseerd worden:
1. Door het toepassen van stalmaatregelen uit de lijst van ammoniakemissiearme stalsystemen (of AEA) zoals luchtbehandelingssystemen met luchtwassers, drijvende ballen, schuine wanden en rooster, een speciaal vloersysteem…
Ook een volledig nieuwe stal moet emissiearm zijn (behalve voor de beren) en dit is ook te realiseren door:
- Met/of maatregelen uit de PAS-lijst (voorlopig nog niet juridisch verankerd)
- Benzoëzuur toevoegen aan voeder 16 %,
- Rooster vervangen door metalen, driekantrooster
- Het beperken van het mestoppervlak 20-45% en via het terugbrengen van de eiwitopname
2. Daarnaast kunnen ook het aantal dieren verminderd worden, maar let wel, een leeg stalcompartement is niet te bekijken als minder dieren per hok.
Bij het houden van minder dieren, moet wel de oppervlakte per dier bekeken worden. De emissiefactoren voor stalsystemen bij varkens zijn vaak afhankelijk van de beschikbare oppervlakte per dierplaats. Bij meer oppervlakte per dier kan wel een hogere emissiefactor per dierplaats van toepassing zijn.
3. Een combinatie van minder dieren en een stal- of managementmaatregel.
4. Intern salderen (bij overschot: meer dieren gaan houden bij een hogere reductie is nog mogelijk)
5. Extern salderen
VLIF-innovatie en metingen
Goede voorbeelden in dit alles of nieuwe spitsvondigheden worden gemonitord en resultaten worden meegedeeld. Dus ook voor nieuwe technieken die (nog) niet op de VLIF-lijst staan is er steun voor de investering en steun voor uitvoeren van metingen. Let wel: emissie : ventilatiedebiet x concentratie. Om de emissie op een stal te gaan bepalen, is ook een continue meting noodzakelijk. Maar het blijft moeilijk, om die correct te gaan bepalen. Er zijn wel steunmaatregelen voorzien voor de metingen te doen van emissie en het ventilatiedebiet. Daarover volgt nog info.
Minimum 60% reductie
- Luchtwassystemen (min. 70% reductie)
- Stalsystemen met minimum 60% reductie
- Combinatie van maatregelen (AEA + PAS-maatregelen)
Tekst: Anne Somers